Naar aanleiding van de ondergang van Electrawinds kwam groene stroom weer negatief onder de aandacht. Eén van de investeerders die zijn broek scheurt aan Electrawinds is de coöperatie Groenkracht, waardoor ook het Coöperatief Model slechte publiciteit kreeg.
De groene stroom-sector voorstellen als een zaak van slimme politici/ondernemers die miljoenensubsidies tanken en ook goedgelovige spaarders/speculanten hun centjes afhandig maken is echter een te simpele voorstelling en niet (noodzakelijk) correct.
Met Tom Willems van coöperatieve groene stroomproducent en -leverancier Ecopower zoeken we de bomen in het bos en scheiden we coöperatief kaf en koren. De term Coöperatie dekt namelijk zeer verschillende ladingen, en sommige nep-coöperaties namen grote risico’s. Nu het economisch klimaat voor groene stroomprojecten slechter is, vallen de lijken uit de kast. Maar het kan anders.
Electriciteitsmarkt
Het is de laatste jaren moeilijker geworden om een rendabel groene stroomproject op te zetten, onder andere doordat de marktprijs van stroom gedaald is. Dit komt volgens Tom Willems onder andere doordat de CO2-kost (die in de marktprijs van de stroom vervat zit) van € 30 per ton tot een schamele € 5 teruggevallen is. Daardoor krijgen de meer vervuilende kolencentrales een competitief voordeel tegenover gascentrales en nog meer tegenover de groene stroomproductie. Maar de lagere prijs is ook een gevolg van de toegenomen productie van groene stroom in Europa en vooral Duitsland. Door het uitgebreid kernpark is de situatie in België nog moeilijker: bij een lage vraag en veel wind is het al gebeurd dat de spotprijs van elektriciteit negatief werd door het overaanbod aan kernenergie op onze markt. Die centrales kunnen hun productie niet snel aanpassen, laat staan stoppen. Dus moeten de windturbines en/of gascentrales stilgelegd worden.
Tom Willems: “Dit toont aan dat de hernieuwbare energie klaarstaat om een deel van de kernenergie over te nemen en dat de geforceerde uitstap uit kernenergie realistisch is.”
“Door haar variabiliteit heeft hernieuwbare energie nood aan een andere productiecapaciteit, die gemakkelijk kan bijgestuurd worden. Ook daarom moeten de kolencentrales uitgefaseerd worden, die zijn namelijk niet alleen veel meer vervuilend maar ook veel minder flexibel dan gascentrales. Er is dus nood aan bijkomende gascentrales maar die kunnen momenteel niet op een rendabele manier draaien en dat komt juist door de overmaat aan kernenergie. Men zou nu al in de zomer enkele kerncentrales kunnen stilleggen, want dan is er minder vraag naar elektriciteit. Daardoor zouden de gascentrales automatisch meer uren draaien en dus rendabel worden.”
Groenestroomcertificaten
Naast de marktprijs haalt groene stroom zijn inkomsten ook uit de groenestroomcertificaten. Wie groene stroom produceert, krijgt certificaten, en alle stroomproducenten moeten jaarlijks een hoeveelheid certificaten indienen die overeenstemt met een bepaald percentage van hun totale stroomproductie. Zij die een tekort hebben aan certificaten, omdat ze weinig of geen groene stroom hebben geproduceerd, moeten dat tekort aanvullen door certificaten bij te kopen van de producenten met een overschot. Het gaat dus eigenlijk om een door de overheid opgezette markt, met die beperking dat de overheid een minimumprijs vastlegt voor de certificaten. Het feit dat die lat in het verleden te hoog gehouden werd voor zonnepanelen, leidde tot oversubsidiëring op kosten van alle kleinere stroomverbruikers.
Tom Willems: “De groenestroomcertificaten worden soms als subsidie bestempeld, maar dat klopt niet. Het zijn juist de fossiele brandstoffen die al decennia lang gesubsidieerd worden, omdat de milieuschade niet in rekening gebracht wordt. Aangezien de politieke moed er niet is om die maatschappelijke schade door te rekenen, moet men hernieuwbare energie ondersteunen. Maar het klopt dat het systeem op een bepaald moment uit de hand gelopen is, vooral door de oversubsidiëring van de zonne-energie.”
Nieuwe Spelregels
De overheid heeft vorig jaar de spelregels veranderd door het geven van certificaten voor windproductie te beperken tot 10 jaar, de periode waarover een windmolen boekhoudkundig afgeschreven wordt.
Tom Willems: “Wij begrijpen die hervorming en vinden ze eigenlijk zelfs goed, want er werd te veel winst gemaakt waardoor windmolenprojecten in een negatief daglicht kwamen. De hervorming kwam wel als een verrassing en had een impact, want we hadden al windmolens staan die meer dan 10 jaar oud zijn. Voor die molens kregen we van de ene op de andere dag plots geen certificaten meer.”
Een bedrijf dat streeft naar maximaal rendement zou de verwachte toekomstige subsidies al geïnvesteerd hebben door dat geld eerst te lenen, hetgeen nu tot problemen zou geleid hebben, aangezien de inkomsten dalen terwijl het geleend kapitaal wel afbetaald moet worden. Dat soort risicofinanciering lag aan de basis van de ondergang van Electrawinds.
Het meer schokvast Coöperatief Model
Tom Willems: “Het is de strekte van onze coöperatieve formule dat we dergelijke schokken kunnen opvangen aangezien ons kapitaal voor 100% afkomstig is van vennoten die ook gebruikers zijn. Wij moeten geen schulden afbetalen tegen 4 -5%. Wij zijn onafhankelijk, en dat is eigenlijk ook de bedoeling van een coöperatie; dat mensen onafhankelijk worden van de markt en instaan voor hun eigen stroomvoorziening.”
“Onlangs besliste de Provincie Oost-Vlaanderen dat nieuwe windprojecten voor 20% moeten ingevuld worden door rechtstreekse participatie. Die rechtstreekse participatie kan voor de helft door burgers gebeuren en voor de helft door overheden. Rechtstreeks participatie betekent dat burgers zelf medeëigenaar worden van de installaties en ook zelf gebruiker zijn van de geproduceerde stroom. Een derde aspect is dat de burgers zich verenigen in een coöperatie die op een democratische wijze gecontroleerd wordt.”
“Dit doet Ecopower, maar ook BeauVent in West Vlaanderen, en er zijn gelijkaardige coöperaties in opstart, zoals bijvoorbeeld Energent. Alle coöperatieven die die 3 principes volgen, hebben zich verenigd in REScoop, de federatie van de energiecoöperaties die de zogenaamde ICA-principes volgen.”
Nep-coöperaties
Tom Willems: “Het is gemakklijk om een coöperatie op te starten volgens Belgisch recht. Zo worden er heel wat opgestart, maar er zijn er weinig die de ICA-principes naleven. Zo zijn er in ook in de windsector een aantal dergelijke coöperaties opgestart, zoals Groenkracht, Limburg Wind, Aspiravi Samen. (Het was Groenkracht die mee investeerde in Electrawinds, nvdr). Zelfs Electrabel heeft met GoGreen een coöperatie opgericht.
Die werken echter helemaal anders. Ten eerste is het een naamloze vennootschap (NV) en niet een groep burgers die de coöperatie (CVBA) opstart. Ten tweede bepalen de statuten van de CVBA dat de NV alles voor het zeggen heeft in de raad van bestuur maar ook in de algemene vergadering. Dat doen ze door verschillende soorten aandelen te creëren. Daarbij blijven de zogenaamde A-aandelen in handen van de NV en krijgen de coöperanten B- of C-aandelen, waarbij alleen de A-aandelen zeggenschap geven in de werking. Ten derde zijn de aandeelhouders van deze nep-coöperaties niet rechtstreeks eigenaar van de installaties. Het geld dat de CVBA ophaalt bij burgers wordt dus niet geïnvesteerd in projecten maar doorgestort naar de NV onder de vorm van een achtergestelde (!) lening. Een achtergestelde lening is iets minder risicovol dan een rechtstreekse investering in aandelen, maar als je aandelen koopt dan heb je tenminste nog iets te zeggen in de NV.”
De Groenkracht/Electrawinds-constructie
“Zo gaf Groenkracht dus geld aan Electrawinds. Electrawinds is dan met het eigen vermogen (inbreng van de aandeelhouders) en de achtergestelde lening van Groenkracht naar de bank getrokken om nog eens een veelvoud van dat bedrag te lenen. Typisch wordt 20 tot 30% van het volledig kapitaal zelf ingebracht en 70 á 80% geleend. Als het bedrijf dan in moeilijkheden geraakt, dan zijn het dus de banken die vooraan in de rij staan. De achtergestelde leningen komen op de voorlaatste plaats en delen dus mee in de klappen. Eigenlijk wordt die coöperatieve constructie dus gebruikt om met het eigen vermogen meer winst te maken. Dat werkt vooral voor de aandeelhouders van de NV als het goed gaat, de meeropbrengst voor de coöperanten is beperkt aangezien hun rendement gelimiteerd wordt tot 6% of lager. En als het slecht gaat, dan deelt de (nep)coöperatie volledig mee in de klappen.”
“Bij ons is dat risico veel kleiner, aangezien bij onze investeringen er geen bankleningen meer aan te pas komen, we werken 100% met kapitaal dat ingebracht werd door de coöperaten. Moest Ecopower ook in moeilijkheden geraken, dan zal het niet zijn doordat we in schulden zitten, want die hebben we niet. Bovendien hebben de coöperanten de vaste activa (vooral de windmolens, nvdr) zelf in handen. Als die vaste activa dan met verlies verkocht worden, dan krijgen ze nog altijd de restwaarde van die activa. In het geval van de achtergestelde lening gaat de restwaarde van de windmolenparken naar de bank.”
One thought on “Over Windeconomie en (nep)coöperaties”