Ingenieur Ludo Corluy was meer dan dertig jaar aktief bij de dienst Zeeschelde (nu Afdeling Zeeschelde). Die houdt zich bezig met de tijrivieren in vlaanderen (zie ook HIER).
We hebben het eerst over de overstromingsramp van 1976. Die was in de eerste plaats het gevolg van slecht onderhoud van de dijken.
Daarna bespreken we het Sigmaplan dat, in navolging van het Hollands Deltaplan, een nieuwe ramp moet verhinderen. Het Sigmaplan moest in 1988 uitgevoerd zijn maar 20 jaar later is men nog altijd bezig en heeft men de geplande stormvloedkering aan de kant geschoven.
In plaats van dit bouwwerk plant de overheid meer Gekontroleerde OverstromingsGebieden. Het zal bijna 35 jaar geduurd hebben om 1.100 hektare van die gebieden te kreeren, en dan zullen we 30keer minder goed beschermd zijn dan in het oorspronkelijk plan.
Wanneer kunnen we verwachten dat de bijkomende 2.800 hektare er zullen zijn die nodig zijn om Schelde, Rupel en Dijlebekken verder te beschermen? En zelfs dan is het overstromingsrisico voor Antwerpen hoger dan in het oorspronkelijk plan.
Maar bovendien wordt in het plan nog geen rekening gehouden met de te verwachten stijging van het zeepeil van minstens een halve meter tegen 2100.
deel 2:
Het oorspronkelijk Sigmaplan plan hield in dat 1) de dijken moesten verhoogd en versterkt worden 2) een aantal overstromingsgebieden(potpolders) moesten gekreerd worden 3) er een stormvloedkering ter hoogte van Oosterweel moest aangelegd worden. (Plannetje scheldebekken HIER)
Het plan voorzag een dijkhoogte tot 11meter TAW-peil van de Hollandse grens tot aan Oosterweel. Daar zou de stromvloedkering komen en dan verder stroomopwaarts zou een lagere dijk/kaaihoogte aangehouden worden. De stormvloedkering moest ervoor zorgen dat de hele hoge waterstanden niet tot overstromingen zouden leiden verder stroomopwaarts (bijvb.Antwerpen , Mechelen, Dendermonde). Het dient opgemerkt te worden dat de hoogste waterstanden niet aan de kust voorkomen maar in het binnenland, ter hoogte van de Rupelmonding. Dat komt doordat het water tijdens hoogtij vanuit de zee de scheldemond ingestuwd wordt. Aangezien die versmald is de tijgolf hoger in het binnenland dan aan de kust. Stormvloed komt voor als een springtij samengaat met sterke winden die de vloedgolf nog meer het binnenland instuwen.
Het aanhouden van 11m dijkhoogte over het ganse trajekt is onmogelijk, vandaar de stormvloedkering. De kaden zijn nu op 8m35 tot aan Temse en lager verder stroomopwaarts. Het hoogste waterpeil komt echter stroomopwaarts van Temse voor, merkt Ludo Corluy op.
In de update van het Sigmaplan (2005, kopie HIER) wordt de Oosterweel stormvloedkering niet gebouwd omdat de kost te hoog is in vergelijking met de voordelen. Wel wordt vermeld dat de overheid echter niet uitsluit dat “op langere termijn, ingevolge wijzigende randvoorwaarden veroorzaakt door bijvb extreme natuurverschijnselen, de bouw van de stormvloedkering opnieuw in overweging wordt genomen” (p42).
De 31 jaar geleden aangekondigde dijkverhogingen zijn wel grotendeels, maar nog niet allemaal, gerealiseerd. Twaalf van de 13 gekontroleerde overstromingsgebieden zijn al jaren klaar, maar aan het laatste, Kuibeke-Bazel-Rupelmonde, is men nog steeds bezig, twintig jaar nadat het er had moeten zijn. En dat laatste alleen is in oppervlakte wel groter dan al de andere samen.
Hoe is die vertraging mogelijk? Ten eerste was men te optimistisch in de timing, zegt Ludo Corluy. Voor de bouw van de stormvloedkering alleen zou zeker al tien jaar nodig geweest zijn. Veder waren het eerst Waalse ministers die verantwoordelijk waren voor het departement en voor hen was dit geen echte prioriteit. Ondertussen is de materie al jaren Vlaamse bevoegdheid, en onze vlaamse onafhakelijkheid in die materie heeft de zaken er ook niet veel op vooruit geholpen. Dat komt doordat departement geleid wordt door politici die niet uit de streek komen die overstromingsgevaar loopt (namelijk Limburgers), zegt Corluy. De eerste Vlaamse minister, Sauwens, was partijgenoot van burgemeester Denert van Kruibeke. Denert is de man die de aanleg van de belangrijke Kruibeke-Bazel-Rupelmonde polder 20jaar heeft kunnen tegenhouden.
Na de afwerking van het Kruibeke-Bazel-Rupelmonde overstromingsgebied blijft de overstromingskans 1op 350 per jaar. Dat is 30 keer meer dan de oorspronkelijk beoogde risicofaktor van 1 op 10.000 (zie p36 van de Sigma-update). Om dat risico verder te verminderen naar 1 op 4000 plant de overheid de aanleg van verdere overtromingsgebieden. De kosten-baten analyse van 2005 (kopie HIER) meldt dat 1.300 extra hectare nodig voor het “optimaal alternatief”. Een overstromingsrisico wordt echter niet vermeld, alleen een geschatte kost. Het MER rapport van 2005 zegt dat 2.800 ha nodig is om het overstromingsrisico tot 1/4000 te doen zakken zonder stormvloedkering (p18, kopie HIER). In het herzien Sigmaplan zelf is zelf sprake van 13.000ha (p31) ovestromingsgebieden.
In een eerste fase, waarvan de aanvang start in 2010, plant de Vlaamse overheid nu de aanleg 2.000hectare . Tegen 2030 (43 jaar na de oorspronkelijke afwerkingsdatum) zou het plan volledig moeten uitgevoerd zijn.
Niet onbelangrijk in deze is dat er geen rekening blijkt gehouden te worden met de te verwachten stijging van het waterpeil -van meer dan een halve meter tegen 2100- tengevolge van de klimaatswijziging.
Het dient opgemerkt te worden dat meer ruimte geven aan de rivier, naast een verminderd overstromingsrisico, een duidelijke ecologische meerwaarde oplevert en dat er ook economische voordelen zijn door de verminderde verzanding van de schelde.
Deel 3:
De trage vooruitgang tot nu toe doet vragen rijzen over de haalbaarheid van het realiseren van 2.000 tot 13.000 ha extra overstromingsgebied. “Als 1 man alleen al een belangrijk overstromingsgebied kan tegenhouden zie ik niet in hoe men dat kan realiseren”, zegt Corluy.
Ludo Corluy is ook skeptisch over de berekende risico inschattingen. Een stormvloed gaat gepaard met drie tot 4 opeenvolgende tijstijgingen. Het is essentieel dat de gekontroleerde overstromingsgebieden tussen de pieken leeglopen. Hij twijfelt eraan of dat in de praktijk wel zo zal zijn. Pompen falen, afvoeren geraken verstopt…
De stormvloedkering is dus voorlopig aan de kant geschoven. Nu plant de vlaamse overheid de Oosterweeltunnel op dezelfde plaats. Er zijn niet veel andere plaatsen mogelijk voor de stormvloedkering dan Oosterweel maar een stormvloedkering kan niet op dezelfde plaats aangelegd worden als de geplande sleuftunnel. De kering moet komen tussen de Kallo-en Royerssluizen, zegt Corluy. Toen hij in het Felix pakhuis (waar BAM de Oosterweelverbinding presenteert) verdere details vroeg over de exacte ligging van de Oosterweeltunnel, kreeg hij geen antwoord.
Het geaktualiseerd Sigmaplan vermeldt verder de eventuele aanleg van een verbinding tussen Oosterschelde en Westerschelde (de zgn. Overschelde). Dat zou het overstromingsrisico voor Antwerpen verminderen, aangezien dat bij springtij water vanaf de Westerschelde naar de Oosterschelde zou afvoeren. Corluy merkt op dat de Hollanders de bestaande verbinding 100 jaar geleden gedempt hebben en vindt het feit dat de Vlaamse overheid het in zijn rapporten het nog durft te presenteren eerder lachwekkend. Er zou een kanaal van 5km lang en honderden meters breed moeten gegraven worden dat een autostrade en treinverbinding snijdt en dan nog op Hollands grondgebied. De Sigmaplan website meldt wel dat er een overeenkomst is met de hollanders over “studiewerk” terzake, maar niet meer dan dat en zegt er direct bij dat die optie”niet kosteneffectief is”. In de recente aanbevelingen van de Hollandse Deltacommissie aan de regering is ook geen sprake van een verbinding tussen Oost-en Westerschelde.
De zeepeilstijging tot 2100 zit wel in de plannen van de hollandse Deltacommisie. In Vlaanderen stelt men plannen op tot 2030. Tegen die tijd zal men misschien vaststellen dat er toch een stormvloedkering nodig is. Maar dan gaat men kunnen konstateren dat er per ongeluk al een tunnel gebouwd is. Er zijn oude plannen, zegt Corluy, waarbij de fundering van de oosterweeltunnel voorzien is in de stormvloedkering. Dat is dus geen nieuwe optie, ze was er al meer dan 30 jaar geleden.
Podcast: Play in new window | Download
een bijkomende spoorlijn tussen Vlissingen en Antwerpen , zoals nu onderzocht wordt door het Nederlandse ministerie van Transport , leidt vermoedelijk tot bijkomende hinder (=hogere onkosten)voor de door Vlaanderen “gewenste ?” doorsteek tussen Ooster – en Westerschelde .
Dit laatste blijft dus wishfull thinking .
http://www.deredactie.be/cm/de.redactie/antwerpen/081218_spoor_vlissingen