Jenny Van Lerberghe opende met Moeders Voor Vrede een vrouwenhuis in Afganistan in 2002. Ze komt dinsdag 2 december praten in het Huis van de Sport in Berchem (12u30-13u30, Boomgaardstraat 22, tegenover bouwerij De Koninck).
We hebben het met haar over haar werk en de toestand in Afganistan.
Jennie Van Lerberghe stichtte Moeders voor Vrede (MVV) begin jaren ’90 tijdens de Joegoslavie-oorlog. Sedert 2002 is Moeders Voor Vrede vooral in Afganistan bezig. Na de val van de Taliban in 2002 trok ze naar Afganistan en was gechoqeerd door de toestand waaronder de vrouwen moesten leven. In Istalif, een gebied 40 kilometer te noorden van Kaboel openden ze een vrouwenhuis. De eerste jaren was de aandacht alleen op de vrouwen gericht. Er werd medische hulp geboden en opleidingen gegeven. Al vlug bleken de plaatselijke mannen tegen te werken omdat ze voelden dat hun machtspositie in gevaar was. Dat uitte zich in het verbieden van de vrouwen om naar het tehuis te komen, het bespuwen van de vrouwen tot het dreigen met kalashnikovs. In 2005 werd beslist om van richting te veranderen en ook de mannen te helpen, uiteindelijk zijn die ook slachtoffer van de ganse situatie. Er worden nu ook lessen aan de mannen gegeven, microkredieten gegeven, landbouwprojekten opgestart. Ze moeten wel een charter ondertekeken dat ze zich niet zullen verzetten tegen de komst van hun vrouwelijke familieleden. Er wordt niet aan gezondheidszorg gedaan voor de mannen. Vrouwen mogen alleen door vrouwen verzorgd worden en mannen door mannen; het personeel dat ze nu hebben is vrouwelijk en mag de mannen dus niet helpen. Verder moet MVV de sterke scheiding tusssen mannen en vrouwen ook in de leslokalen respecteren.Mannen mogen niet binnen in het vrouwencetrum waar de vrouwen les krijgen. Lessen voor de mannen worden dan bijvoorbeeld gegeven in het gedeeltelijk vernield zomerpaleis van de vroegere koning.
MVV speelt en heel belangrijke rol in het gebied waar ongeveer 35.000 mensen wonen. Dagelijks bereiken ze 500 a 600 mensen. Er werken 78 mensen voor MVV, de meesten Afganen. Het zijn niet allemaal leeraars, er werken vrouwen en mannen voor een loon in de naaiateliers. Ongeveer 4000 mensen in het district leven van het project. Een paar mannen, oorlogsinvaliden, zijn ambassadeurs van het project geworden. Zij beseffen dat het project het gebied vooruit helpt en proberen de andere mannen daarvan te overtuigen .
Reizen in Afganistan is gevaarlijk, enerzijds omdat de wegen zo slecht zijn, maar recentelijk ook meer omdat de baan niet veilig is, vooral in het zuiden.
De toestand van de vrouwen in Afganistan blijft penibel. Als een meisje van 13 haar eerste maandstonden krijgt moet ze dat aan haar vader melden. Dan is er al lang een huwelijkskandidaat afgesproken, dat kan een man van 50 jaar oud zijn met al 20 kinderen. Dan verdwijnt het kindvrouwtje in het huis of ruine en komt ze nooit meer naar buiten. Van een vrouw die verkracht is, wordt d’office verondersteld dat zij zelf aanleiding gegeven heeft tot de verkrachting. De verkrachter wordt niet berecht en de vrouw wordt gestenigd of gevangen gezet. Er komt bijna niets naar buiten over die stenigingen doordat er bijna geen communicatie is in het gebied. Istalif heeft beijvoorbeeld geen elektriciteit, dus ook geen radio en TV. Verkrachtingen, stenigingen en mishandelingen worden internationaal niet doorgegeven, laat staan lokaal.
In Istalif is de toestand verbeterd maar op zijn geheel genomen is de toestand in Afganistan voor de vrouw even slecht als vroeger. Er is weer meer angst voor de Taliban tijd, met de vrouw als eerste slachtoffer. Economisch gaat de toestand ook achteruit en de regering Karzai is zeer korrupt.
De zeer strenge traditionele familiewetten zijn niet uitgveonden door de taliban. Wel was het zo dat in de decennia voor de Taliban de macht overnam de gebruiken iets losser geworden waren, vooral Kaboel. Tijdens het kommunistisch regime kwam er vrijheid voor de vrouwen en waren er bijvoorbeeld vrouwen die naar de universiteit gingen. De Taliban heeft de “traditionel waarden” van 50 jaar geleden er echter weer met stokken en kalashnikovs ingeslagen en -geschoten. Vrouwen mochten dus niet meer naar school gaan, zoals 50 jaar voor hun komst. Na de verdrijving van de Taliban in 2002 verbeterde de toestand een beetje. Tot 2005 zag je meer vrouwen op straat in Kaboel en gingen sommige vrouwen gaan werken, maar in 2007 en 2008 is de toestand weer sterk achteruit gegaan. De hernieuwde kracht van de Taliban zit daar voor een stuk tussen en ook de grotere angst op zich zorgt ervoor dat de situatie voor de vrouwen achteruit gaat. Maar de Taliban is ook niet mals voor de mannen. Als een man teveel vrijheid geeft aan zijn vrouw, zal de Taliban zich ook op die man wreken.
De huidige Taliban is anders dan de Taliban van het begin van de jaren ’90. De oorspronkelijke Taliban waren ongeletterde studenten (eigenlijk kind-vluchtelingen uit de vluchtelingenkampen in Pakistan nvdr) die geselekteerde koranteksten leerden afdreunen. Er zit nog van dat soort kwiebussen tussen de huidige Taliban, maar eigenlijk gaat het nu om goedbetaalde milities die geld krijgen van opiumbaronnen. Die hebben er alle belang bij dat het land gedestabiliseerd blijft. Moest Afganistan democratisch en stabiel worden, dan zouden ze hun matten moeten oprollen.
De oude Taliban was “principieler” en pakte de opiumkweek aan. Die generatie is ouder geworden, is goed bewapend en vooral bezig met misdaad. Hun thuisbasis is in Kandahar, tegen Pakistan; maar er komen van langs om meer aanslagen in Kaboel. Van Lerberghe vermoedt dat het om kleine groepjes gaat die vanuit Pakistan naar Kaboel trekken om akties uit te voeren.
In 2002 tot 2004 zat Kaboel vol met militairen, tegenwoordig zie je ze niet meer. Aangezien ze het doelwit geworden zijn van aanslagen stoppen ze zich weg.
Ondertussen vallen er ook honderden burgerslachtoffers onder Amerikaanse bommen. Daar zijn de mensen in Istalif eigenlijk totaal niet mee bezig. De kommunikatie gaat niet over TV of radio maar wordt mondeling overgedragen en gaat traag. Nochtans is er een diepgewortelde haat tegen Amerika bij de gewone bevolking, ondanks het feit dat de Amerikanen hen verlost hebben van de taliban. Van Lerberghe heeft geen echte verklaring. Mogelijks heeft de steun van de Amerikanen voor de milities en Taliban in de jaren tachtig er iets me te maken.
Moeders Voor Vrede vindt het weggeven van goederen aan de bevolking een slechte keuze en richt zich vooral op opleiding, economie en gezondheidszorg. Zo geef je de mensen een toekomst. Als ze goed opgeleid zijn kunnen ze voor zichzelf zorgen, maar ze moeten een kans krijgen. In Istalif werkt dit blijkbaar. Over 2 a 3 jaar wil Van Lerberghe het projekt volledig overdragen aan de Afganen.
MVV rekruteerde zijn personeel uit de vluchtelingenkampen van Iran, alle opgeleide mensen waren het land uitgevlucht tijdens het Talibanregime.
MVV draait vooral op prive-giften. Sedert vorig jaar krijgen ze ook een subsidie van de Lotto en het ministerie van buitenlandse zaken, wat niet vanzelfsprekend is aangezien Afganistan geen partnerland is.
Beste mensen,
Een uitstekende weergave van de realiteit.
Ik heb het artikel doorgestuurd aan alle mij bekenden met een
politiek bewustzijnsgevoel, en degene die dat nog niet hebben.
Met vriendelijke groet,
Wim en Ina Jansen-meijer