De schorsing kwam er om procedurele redenen: de Antwerpse OCMW-directie had in haar dadendrang om de Vaart uit te besteden aan G4S nagelaten om de OCMW-raad te betrekken. Voor Antwerps voorzitter Wouter Van Besien zijn er naast die procedurele ook twee inhoudelijke bezwaren.
Groen was één van de partijen die klacht indienden tegen de gunning aan G4S. Inhoudelijk zijn er twee bezwaren: de criteria die tijdens de selectieprocedure werden uitgeschreven verschilden van de criteria die aangehaald werden in het uiteindelijk juryrapport. “Het feit dat de beoordelingscriteria veranderd werden tijdens de procedure duidt erop dat het OCMW-bestuur per se die zaak wilde gunnen aan G4S. ”
Verder werden volgens Groen Europese regels inzake overheidsaanbestedingen geschonden. Van Besien: “Volgens de EU-regels moet je ook kiezen voor de partij die als beste uit de marktbevraging komt. Het stadsbestuur bekijkt de resultaten van de projectoproep en selecteert dan de partij van eigen keuze. Dat de EU-regels niet zouden toelaten om andere criteria dan de prijs te laten meespelen, zoals Duchateau beweert, klopt niet, maar het is wel zo dat je vooraf moet vastleggen waarop je gaat selecteren.”
“Over die twee inhoudelijke bezwaren is nog geen uitspraak geveld. De ganse procedure start nu opnieuw. Of ze ook iets aan die inhoudelijke bezwaren zullen doen weet ik niet, maar ik vermoed van niet. ”
Maar uiteindelijk is de essentie van de zaak het principe van commercialisering van de sociale dienstverlening. Schepen Duchateau bevestigde dat ‘we overtuigd blijven van het principe om te kijken welke organisatie de beste zorg kan aanbieden’. Van Besien “In Nederland heeft men dat ook al gedaan en waren de gevolgen negatief: daar werd – om goede cijfers te kunnen presenteren – de dienstverlening op de minst moeilijke gevallen toegespitst. Maar de commercialisering heeft in Nederland ook geleid tot een slechtere samenwerking met andere organisaties.”
“Voor N-VA komt het er niet op aan om de beste partner te kiezen, maar om een keuze van niet-kritische organisaties. Ze verwacht een soort loyauteit voor het beleid in ruil voor de gegeven subsidies, maar die (sociale) organisaties zitten anders in elkaar en kijken naar de maatschappelijke context rond de problematiek, wat leidt tot advies en kritiek naar de beleidsvoerders. En dat heeft N-VA absoluut niet graag.”
“Het is duidelijk dat N-VA in deze de plak zwaait, want de CD&V vindt dit eigenlijk geen goed idee. De CD&V heeft een traditie van goede relaties met het middenveld, maar haar positie is blijkbaar te zwak om dit tegen te houden.”