Een 66-jarige man, die jaar-in jaar-uit North Islington steeds vaster aan de mast klinkt van het zwalpende schip dat Labour heet. Een heer die bekendstaat om zijn zuinigheid als MP die de minste kosten aangeeft. Een man die de austeriteit die hem privé zo kenmerkt, in het openbaar met al zijn kennis & kunde bekampt, met Keynesiaanse recepten als ‘quantative easing’ (het financieren van openbare projecten en de jobs die daarmee gepaard gaan door vers gedrukte ponden van Hare Majesteit’s Bank) en daarbij zelfs nationaliseringen niet onbesproken wil laten. Wat hem overigens net zoveel hulde oplevert van Nobelprijswinnende economen, als het afgrijzen van evenveel captains-of-industry. Die man, Jeremy Corbyn, wil het leiderschap van de Britse Labourpartij voor zichzelf opeisen. De kiezer – gelet op de peilingen – lijkt hem daar in bij te staan, al zijn er ook die hem steunen om de partij onder te doen gaan. Tony Blair, voormalig eerste minister, verklaarde eerder dat hij liever verkiezingen verliest met een centrumprogramma (door sommigen Tory-Light genoemd) dan ze te winnen met een links programma zoals Corbyn dat voorstelt. Drie politici, heel wat jonger, maar reeds bekend met de ‘corridors of power’ uit de regering Brown en alle drie leden van het ‘Shadow Cabinet’, steken hem daarbij naar de kroon: Andy Burnham, Yvette Cooper en Liz Kendall. Wie zijn ze? Wat drijft hen? Hoe zal het hen vergaan? Wij vroegen het Albion-Watcher Anton en politicoloog Wolf Van Tulden.