Bij een volksraadpleging in Berlijn eind september 2021 stemde bijna 60% vóór het terug onder overheidscontrole brengen van 240.000 Berlijnse woningen. Dat moet gebeuren door het onteigenen van een dozijn grote private vastgoedgroepen.
85% van de Berlijners huurt. De stad heeft een traditie van een sterke publieke huurmarkt maar heeft ook een enorme schuldenlast. Om geen renovatiekosten te hoeven dragen, is Berlijn haar patrimonium beginnen verkopen aan de private sector.
Niet alleen resulteerde dit in een verschuiving van de kost van de belastingbetalers naar de huurders, de kost stijgt vooral door de privatisering, aldus Felix en Jona, twee Berlijnse actievoerders die vorige week in Gent waren: “Als je een levendige stad wil hebben, dan moet een deel van de woningen betaalbaar zijn voor mensen die de stad interessant maken. De private vastgoedsector heeft de aandeelhouderswaarde op het oog, niet de belangen van de huurders. Zolang de huurder niet verandert, blijft de huur van een pand redelijk. Het is wanneer er een nieuwe huurder instapt dat de prijs naar boven schiet. Renovaties en nieuwbouw zijn in het luxesegment en helpen dus ook niet. Ze doen niets goed voor de stad. We wilden ze weg, en met het referendum is ons dat gelukt.”
Het plan is dat de huidige eigenaars wel betaald worden, maar niet de sterk gestegen marktprijzen krijgen. De beer is echter nog niet helemaal geschoten: in principe is het referendum niet bindend. Maar met een steun van de bevolking die groter is dan die van de stedelijke coalitie kan het resultaat moeilijk aan de kant geschoven worden. Een commissie werd opgericht voor de praktische uitvoering en ten laatste binnen een jaar zou er een stemming in de Berlijnse senaat volgen.
Podcast: Play in new window | Download