In december 2019 spande de International Rights Advocates (IRA) een rechtszaak aan tegen 5 big-tech bedrijven: Apple, Alphabet (moederbedrijf van Google), Dell, Microsoft en Tesla, omwille van hun betrokkenheid bij de mensonterende kobaltontginning in de Democratische Republiek Congo (DRC). In 2016 publiceerde Amnesty International een rapport, waarbij sprake is van 40000 kinderen die actief zijn in de Congolese mijnbouw. In de rechtszaak, die aangespannen is bij de US District Court in Washington DC, vertegenwoordigt de IRA een vijftiental families van kinderen die in de mijnbouw werkten. In de 79-pagina tellende aanklacht worden de gruwelijke details beschreven van de werkomstandigheden in de mijnindustrie in de DRC. We spraken met Terry Collingsworth , executive director van de IRA, over de inhoud en de huidige status van de rechtszaak.
De IRA is een non-profit organisatie, met een focus op mensenrechtenschendingen door grote multinationals. Terry Collingsworth heeft als advocaat reeds 30 jaar ervaring met rechtszaken tegen grote bedrijven zoals Walmart, Nestle, Chiquita, ExxonMobil en Shell. De problematische situatie in de Congolese mijnbouw is geen nieuws onder de zon, en gaat in feite reeds terug tot de Belgische koloniale tijden. Het eerder vernoemde rapport van Amnesty International trok ook de aandacht van Terry Collingsworth. Vervolgens werd hij in 2019 benaderd door Siddarth Kara (auteur van het artikel ‘Is your phone tainted by the misery of 35000 children in Congo’s mines‘), om actie te ondernemen. In september van datzelfde jaar reisden zij naar de DRC om de situatie in de mijnen te observeren en om een rechtszaak voor te bereiden. “It was the worst violation of human rights I had witnessed in 30 years”, zegt Terence Collingsworth hierover. De kinderen belanden vaak in de gevaarlijke mijnbouw, omdat ze niet in staat zijn de noodzakelijke schooltaksen te betalen, of omdat hun ouders – ook werkzaam in de mijnen- gewond geraakten en ze de kostwinning voor de familie op zich moeten nemen. Voor de kinderen was het vaak een kwestie van werken of omkomen door ontbering. De grote bedrijven werken bovendien met tussenpersonen die extra druk uitoefenen op de kinderen. De rechtszaak die is aangespannen hoopt dan ook duidelijk te bewijzen dat er sprake is van slavernij en gedwongen arbeid.
Collingsworth vermeldt twee bedrijven, Huayou en Glencore, die verantwoordelijk zijn voor de ontginning van kobalt in de DRC. Ze hebben beiden industriële mijnen, waarbij er met machines kobalt wordt ontgonnen, maar ze zijn evengoed betrokken bij de zogenaamde ‘artisanal mining’, waarbij op kleinere schaal en met zware en gevaarlijk handenarbeid naar kobalt wordt gezocht. Kinderen worden in nauwe tunnels naar beneden gelaten, zonder rekening te houden met enige veiligheidsvoorschriften. Zowel de kobalt uit de reguliere als de artisanale mijnbouw komt terecht in de ‘supply chain’ van de grote bedrijven. Umicore (het Belgische bedrijf wordt 53 keer genoemd in de aanklacht) koopt deze kobalt van Glencore, verwerkt deze verder en verhandelt deze vervolgens aan de grote tech-bedrijven. Omwille van gerechtelijke jurisdictie worden niet de bedrijven Glencore of Umicore aangeklaagd, maar wel de grote tech-bedrijven, die directe banden hebben met deze ontginningsbedrijven, en bovendien beweren dat ze hun kobalt verkrijgen met respect voor mensenrechten en internationale standaarden. Continue reading “Big Tech aangeklaagd voor wantoestanden in Congolese mijnbouw”
Podcast: Play in new window | Download