We spreken met Patrick Willems van de KU Leuven over de gevolgen van de klimaatwijziging voor Vlaanderen. Afhankelijk van de gebruikte modellen en veronderstellingen komt men tot verschillende resutaten, maar toch zijn er duidelijke trends:
1) Het zal minder regenen in de zomer, met ernstige impakt op de rivierdebieten en gevolgen voor de waterbevoorrading en scheepvaart.
2) de kans op bresvorming aan de kust neemt beduidend toe
3) de kans op overstroming in het scheldebekken stijgt ook sterk. Bij een zeepeil stijging van 60 cm tegen 2100 stijgt de kans op een overstroming van eens per 350 jaar naar eens per 25 jaar. In het meer pessimistisch scenario van een stijging van 2 meter loopt de boel gegarandeerd onder. Oorspronkelijk had de overheid tot doel gesteld dat risico te beperken to 1 op 10.000.
Deel 1: over het onderzoek en de impakt op waterbevoorrrading en de kust
Deel 2: over de gevolgen voor het scheldebekken
Patrick Willems is burgelijk bouwkundig ingenieur, doctor in de ingenieurswetenschappen en hoofddocent in de rivierkunde en de stedelijke hydrologie aan de KU Leuven.
In april 2008 publiceerde hij samen met O. Boukhris, W. Vanneuville en K. Vaneerdenbrugh de studie “Climate change impact on hydrological extremes in Flanders: regional differences” voor de Vlaamse overheid. Dit onderzoek bundelt de resultaten van drie studies: de eerste studie kijkt naar de impakt van klimaatswijziging op de waterhuishoudeing in Vlaanderen (rioleringssystemen en rivieren) de tweede gaat over de impakt op de kust en de derde bestudeert de gevolgen langs de tijrivieren (Scheldebekken).
De resultaten zijn niet altijd éénduidig. De toekomstige uitstoot van broeikasgassen is onzeker, en de gevolgen van de uitstoot zijn ook niet met zekerheid gekend aangezien niet alle klimaatmodellen met dezelfde resultaten komen. Er werden 30 simulaties gedaan met 10 verschillende klimaatmodellen en de resultaten werden gerangschikt in drie klasses: “laag-scenario” (minder streke impakt van de klimaatwijziging), “midden scenario”, “hoog scenario” (sterke impact van de klimaatwijziging).
In de zomer wordt minder neerslag verwacht door klimaatsverandering en meer verdamping door de hogere temperaturen. Dat zorgt voor lagere debieten in de rivieren. In het meest pessimistisch scenario daalt het waterdebiet met 70% in 2100, in het meest optimistisch scenario is er een daling met 20%. De impakt die dit op bijvoorbeeld scheepvaart en drinkwater productie zal hebben is nog niet onderzocht.
In de winter zullen neerslag en verdamping toenemen. Men had verwacht dat er een toename zou zijn van het overstromingen tengevolge van hevige regenbuien maar de huidige studie bevestigt dit niet. Het is dus nog niet helemaal duidelijk of er ’s winters meer overstromingen zullen voorkomen in Vlaanderen door de hogere neerslag.
Wat betreft de kust is er enerzijds de impakt op de zeespiegel. Die is nu al 20 centimeter gestegen. Tegen 2100 verwacht men een verdere stijging van 60 centimeter in het midden scenario en 2 meter in het meest pessimistisch scenario. Anderzijds brengt die zeepeilstijging het water niet alleen dichter bij de dijkrand, er worden ook hogere golven gevormd. Dat komt doordat de grootte van de golven bepaald wordt door de hoogte van de watermassa en die neemt toe aangezien de afstand tussen wateroppervlak en bodem ter hoogte van de dijk met 60 centimeter (of 2 meter) zal stijgen. Of de windsnelheid aan de kust zal toenemen is dan weer niet zeker.
De stijging van het zeepeil zal de kans op bresvorming aan de kust wel beduidend verhogen. De studie onderzocht waar, voor een zespiegelstijging van 2 meter, bresvorming zou optreden in geval van een zeer extreme storm (die eens op 17.000 jaar voorkomt). In dat geval zouden er doorbraken zijn van de zee naar het binnenland over de ganse kustlijn. Er is momenteel nog een studie aan de gang die minder extreme scenarios onderzoekt.
Tenslotte werd de kans op overstroming in het Scheldebekken onderzocht tussen de Hollandse grens en Gent. Na de overstromingen van 1976 werd het Sigmaplan opgesteld dat het ovestromingsrisico moest beperken tot 1 op 10.000 (één overstroming elke tienduizend jaar). Meer dan dertig jaar later is de Vlaamse overheid nog niet verder geraakt dan een reductie tot 1 op 70. Momenteel wordt de Kruibeke-Basel-Rupelmonde wel verder afgewerkt die het risico moet doen zakken tot 1 op 350 (zie ook uitzending van 13 december).
Het onderzoek toont nu aan dat de klimaatsverandering met zeepeilstijging van 60 centimeter het overstromingsrisico zal doen toenemen (van 1 op 350) tot 1 op 25.
De overheid wil na de afwerking van de Kruibeke polder nog meer gekontroleerde overstromingsgebieden aanleggen. Die zouden het overstromingsrisico verder doen zakken naar 1 op 4.000, bij een konstant zeepeil welteverstaan. Gezien de meer dan 20 jaar vertraging voor het aanleggen van de polders uit het plan van 1977 is het de vraag of die er echt ooit allemaal komen.
De impakt van de klimaatverandering op de situatie na de aanleg van deze bijkomende overstromingsgebieden die de Vlaamse overheid nu inplant is ook nog niet doorgerekend.
De impakt van een zeeniveaustijging van 2 meter op de Schelde en zijn tijrivieren is evenmin doorgerekend maar het ziet er naar uit dat in dat geval jaarlijkse overstromingen erg waarschijnlijk worden.
Langzaam maar zeker neemt de interesse van de media voor de gevolgen van klimaatwijziging in Vlaanderen toch toe.
Er zal verder onderzoek gedaan worden naar de konkrete gevolgen voor de waterbevoorrading en scheepvaart en worden verder overstromingscenarios uitgewerkt voor kust en binnenland. Door de onzekerheden die er nu zijn wordt de overheid niet aangeraden om het meest pessimistisch scenario te anticiperen. Wel wordt geadviseerd om rekening te houden met klimaatverandering en ervoor te zorgen dat de maatregels “adaptief” zijn. Dat wil zeggen dat ze kunnen aangepast worden als de bevindingen nog enigzins zouden wijzigen in de toekomst.
Podcast: Play in new window | Download