“Ik ben meer een toeschouwer geweest dan een participant” zegt Wim van Hees (Ademloos) als we hem vragen wat mei ’68 en Flower Power voor hem betekenden. “Ik ben te jong getrouwd want was op mijn 23ste al vader. Ik had toen al twee kinderen en iets later een derde op komst. Ik werkte in de reclame-industrie en werd relatief slecht betaald. Ik verdiende 7000 frank netto en de bus kostte 500 frank. Met de rest moesten we met vier rondkomen. We hadden het dus eigenlijk wel moeilijk. We wisten niet waar de beenhouwer woonde. Alle twee weken kwam mijn schoonvader uit Eindhoven langs met volle zakken eten. Die toestand klopt niet met het beeld dat men heeft van die tijd.”
RC: Maar je bent wel geïnteresseerd in 1968, want je komt hier binnen met het boek van Paul Goossens over ’68.
WvH: “In mei 1968 woonde ik een jaar in Kortenberg. Na verloop van tijd bleek dat al de mensen met wie we spraken in ons lokaal café Volksuniërs waren. Ik begon me in de Volksunie te interesseren, ook al omdat ik in Brussel werkte. Rond die tijd werd het FDF gesticht. Ik zie de affiches nog: ‘Brussel Vlaams Jamais’. Ik begreep niet wat er aan de hand was. Zonder enige opzet was ik verantwoordelijk voor de eerste taalrel in het bureau waar ik werkte.Drie Antwerpenaars en ikzelf gingen namelijk wekelijks zwemmen in het zwembad op het Vossenplein in de Marollen. Nog altijd een heel leuk zwembad. Ik had een bericht gehangen op de valven, het aanplakbord op het werk, met de melding dat we gingen zwemmen en dat geïnteresseerden mee mochten. Ik deed dat natuurlijk in het Nederlands. Alles was toen in het Frans, maar ik stond daar niet bij stil en vond het evident dat als alles in het Frans kon, dat het dan ook in het Nederlands moest kunnen. Maar dus toch niet. Ik moest bij de directeur komen die zei dat dat een probleem was.”
RC: Zo heb je dus begrip gekregen voor de Vlaamse gevoeligheden?
WvH: “Absoluut. Ik heb in die tijd heel veel gelezen over de Vlaamse beweging. Ik heb de boeken van van Hagendoren allemaal gelezen. Ik was altijd al geboeid door politiek, dus toen ik naar België kwam, interesseerde me dat ook. Ik heb het eerste jaar dus in Limburg gewoond. Mijn baas daar was een liberaal. Ik beschouwde mezelf als een D66-er. In Brussel kwam ik in een helemaal andere situatie terecht. Die (Vlaamse) gevoeligheden waren daar duidelijk aanwezig en ik had de behoefte om dat te begrijpen. “
RC: Je volgt dus al 50 jaar Belgische politiek. Hoe zie je dat nu?
WvH: “Ik ben dus zelfs lid geweest van de Volksunie.”
RC: Potverdorie! Heb je dat al aan iemand verteld?
WvH: “ Jazeker. Na twee of drie jaar ben ik er weer uitgestapt omdat het te bedreigend werd om dat te doen als Nederlander in de tijd dat Paardekoper het land zou uitgesmeten zijn, moesten ze hem gevonden hebben. Ik ben toen naar Antwerpen verhuisd.”
RC: Pardon?
WvH: “Paardenkoper was een Nederlandse neerlandicus die les gaf in Kortrijk, en hij werd in zijn bestaan bedreigd omdat hij dingen zei over België die Belgen als beledigend opnamen.”
RC: Welk establishment schoffeerde hij dan?
WvH: “Het unitair België. Hij was een lieveling van de flaminganten. Dat was in die tijd niet zonder risico. Op een gegeven moment heb ik besloten om er niet mee door te gaan. Het had ook geen zin. Als Nederlander mocht ik niet eens stemmen, laat staan opkomen bij de verkiezingen. “
RC: De VU was een huis met veel kamers. Het was niet wegens het extreem rechts element dat je vertrokken bent?
WvH: “Ik was onderdeel van een progressieve groep binnen de Volksunie. Ik kende Coppieters en had de grootste eerbied voor hem. Ik kende ook Hugo Schiltz en (Vic) Anciaux. Zij kwamen in onze omgeving heel regelmatig spreken. Vlaams Brabant was een strijdgebied. “
RC: Ik heb er begin/midden jaren ’90 gewoond. Dat was toen nog altijd niet helemaal irrelevant. In Halle werd het normaal gevonden dat cultuur- en sportverenigingen volledig in het Frans konden werken.
WvH: “Ja. Ik ben bestuurslid geweest van het Davidsfonds. De voorzitter was de plaatselijke dokter. Die kende Frans en was een unitarist. “
RC: Nog 50 jaar daarvoor was de Vlaamse elite Franstalig.
WvH: “Mijn baas was afkomstig uit Limburg, een liberaal, en was in het Frans naar het middelbaar onderwijs geweest. Dat was normaal, er was toen niets anders. Van al die zaken heb ik met verbazing kennis genomen en ik heb erover gelezen. Eigenlijk weet ik over die dingen meer dan de gemiddelde Vlaming, denk ik. “
RC: Dat was toen. Hoe kijk je naar de zaken nu? Nu zijn juist de ‘Vlaams nationalisten’ de machtigste politieke groep geworden van de regio. De Vlaamse zaak is minder relevant dan vroeger en toch is de groep die ze claimt veel machtiger geworden.
WvH: “Ze hebben een opmerkelijk vermogen om de gekwetste uit te hangen.”
RC: De communicatie van N-VA vind ik altijd enorm sterk.
WvH: “Heel goed en efficiënt, absoluut. Echt vakmanschap. Maar weinig respectabel en op een manier waarmee je eigenlijk niet aan politiek moet doen. De manier waarop Theo Francken met migranten omgaat en zich totaal positioneert … Hij doet alsof hij persoonlijk gekwetst wordt en zou ze eigenlijk bij hun nekvel willen pakken en zelf uitwijzen. Hij verpersoonlijkt dat totaal en dat is not done voor iemand in zijn positie. “
RC: Dat is één element van de communicatie. Ik denk ook aan de infographics van de verkiezingen van vier jaar geleden. Heel simpel en efficiënt.
WvH: “ Inderdaad. De verandering die ze aanspraken. Ook de drie woorden op de affiche, wat waren ze ook alweer? N-VA was ook overal aanwezig. Je reed door een dorp en zag maar één ding en dat was de N-VA. En alles met die domme ‘V’ (lacht). Dan denk je ‘dat kan niet werken’, maar je moet toegeven dat het wel heeft gewerkt.”
Podcast: Play in new window | Download