De Trappistenabdij in Westmalle bestaat sinds 1794. Bij een kerkelijk onderzoek in 1836 bleek dat de broeders er veel te sober leefden. Ze moesten dus van de kerkelijke overheid bier (de slappe soort van toen) gaan brouwen en drinken. Door aanpassingen in het productieproces werd dit het trappistenbier zoals het nu in de handel is. Eén van de voorwaarden om als dusdanig erkend te zijn, is overigens dat de opbrengst ervan naar goede doelen gaat.
Omdat de broeders vegetarisch eten, is zuivel altijd een belangrijke bron van proteïnen geweest. De vele weidegronden die de rust omheen de abdij verzekeren, worden bevolkt door een paar honderd runderen, waarvan zowat de helft melk geeft. Van een deel daarvan werd altijd al kaas gemaakt voor de eigen consumptie, en wat verkoop aan de poort.
Toen de melkprijs kelderde, beslisten de broeders om die melk dan maar voor een groter deel in kaas om te zetten, en de kaas ook buiten de abdij te gaan distribueren. Dinsdag was er naar aanleiding daarvan een druk bijgewoond persmoment in een deel van de abdij dat normaal niet voor buitenstaanders toegankelijk is, met een bezoek aan de kaasmakerij en de ruime koeienstal. We spraken achteraf met broeder Benedict.